‘Internationale neerlandistiek ?’
Het eerste nummer van Neerlandica extra Muros (NEM), de voorganger van Internationale Neerlandistiek (IN), verscheen in 1963. NEM was destijds geen wetenschappelijk tijdschrift, maar veeleer een informatieve krant. In 1996 – een periode waarin veel vakgroepen Neerlandistiek in Midden-Europa werden opgericht – nam de IVN-krant deze informatieve functie over. Hierdoor kon NEM uitgroeien tot een volwaardig wetenschappelijk tijdschrift, dat in 2008 tot Internationale Neerlandistiek werd herdoopt.
Maar waar staat die naam eigenlijk voor? In De Internationale vereniging voor Neerlandistiek. Hoe het groeide (2022) legt Jaap Grave uit dat deze naamsverandering bedoeld was om het ‘wat beladen onderscheid tussen intra muros en extra muros’ (171) op te heffen. De toenadering en samenwerking tussen nationaal en internationaal was immers al gaande.
Tegelijkertijd was het ook een manier om het belang van de internationale neerlandistiek voor het onderzoek binnen Vlaanderen en Nederland te benadrukken. Het belang van deze onderzoeksprojecten en hun resultaten werd onlangs nog aangetoond door Ton van Kalmthout tijdens zijn keynote lezing over ‘Nieuwe perspectieven in de Nederlandse letterkunde’, uitgesproken op het 15e Regionaal Colloquium van Comenius in Olomouc in juni 2024.
Naast de constatering van een uitgebreidere wetenschappelijke samenwerking over de landsgrenzen heen, is er de vaststelling dat het mondiale netwerk van de neerlandistiek cruciaal is voor het voortbestaan van de discipline. Terwijl de inschrijvingscijfers in Vlaanderen, Nederland en aanpalende grensgebieden angstwekkende dieptepunten bereiken, kunnen universiteiten elders in de wereld rekenen op geruststellende studentenaantallen. Het is dan ook niet zelden te lezen en te horen dat de toekomst van de studie van het Nederlands voor een aanzienlijk deel buiten Nederland en
Vlaanderen ligt.
Dit panel heeft als doel een overzicht te geven van de huidige stand van zaken van en de uitdagingen die het begrip ‘internationale neerlandistiek’ met zich meebrengt. Hiermee haken we ook aan bij verschillende actuele discussies, zoals bijvoorbeeld gevoerd door Geert Buelens in zijn ‘Pleidooi voor een neerlandistiek zonder centrum’ in de lage landen, het webinar ‘Een neerlandistiek die niet alleen “Nederlands” is: hoe breng je dat in de praktijk’ van IVN en de lage landen en het IN-themanummer ‘Open grenzen’ (2024, 62.1), samengesteld door Jan Oosterholt, Mathijs Sanders & Ton van Kalmthout.
Om gezamenlijk hierover te reflecteren, nodigen we sprekers uit een bijdrage in te dienen. Na het delen van de verschillende perspectieven zullen we een rondetafelgesprek houden met alle sprekers om het debat verder te voeren.
- Wetenschappelijke interventies
Er mogen abstracts ingediend worden die de volgende vragen aansnijden:
a) Welke internationale neerlandistiek?
Hoe kunnen we de internationale neerlandistiek definiëren of omschrijven, zowel vanuit Vlaanderen en Nederland als daarbuiten? Hoe ziet de internationale neerlandistiek er vandaag de dag uit en welke richting gaat zij op? Is dit een bevredigende richting? Welk ideaalbeeld van de internationale neerlandistiek zouden we moeten koesteren? En hoe zit het met het onderscheid tussen intra muros en extra muros? Blijft er nog iets van de muur over? En zo ja, wordt die muur anders ervaren in Vlaanderen en Nederland dan elders in de wereld?
b) Is de neerlandistiek vandaag niet van meet af aan internationaal?
Volksverhuizingen en migratie hebben altijd bestaan, maar zelden was de internationale mobiliteit zo intens als vandaag. Dit wordt nog versterkt door de globalisering, waardoor zogenaamde nationale talen voortdurend door andere talen worden omringd. Hierdoor kunnen we ons afvragen of de periferie zich niet altijd al in het centrum bevond. Zou taal niet vanaf het begin benaderd moeten worden vanuit de internationale context waarin zij zich sowieso bevindt?
c) Welke disciplines voor de (internationale) neerlandistiek?
Hoeveel belang moet er binnen de (internationale) neerlandistiek gehecht worden aan traditionele disciplinaire indelingen zoals die momenteel worden toegepast? Hoe scherp is bijvoorbeeld de grens tussen taalkunde en letterkunde? Zou de neerlandistiek zich meer moeten richten op disciplines die internationale invalshoeken vereisen, zoals vertaalkunde en vreemdetalenonderwijs? Kan daarbij een specifieke rol toegekend worden aan de neerlandistiek buiten Nederland en Vlaanderen? En zou dat ook het geval kunnen zijn voor andere disciplines zoals cultuurkunde of mediastudies?
Voor dit panel kunt u reageren via het formulier dat te vinden is in de algemene oproep tot bijdragen.