Hieronder vindt u een overzicht van de geaccepteerde panels voor het colloquium neerlandicum 2025. U kunt bij deze panels aansluiten met een lezing. U kunt aansluiten bij een panel door een abstract in te dienen via onze congressoftware (de deadline is 15 januari 2025). In het formulier kunt u aangeven bij welk panel u wilt aansluiten. In de Oproep tot Bijdragen kunt u lezen hoe u een abstract kunt indienen.
Deze pagina zal nog met panels worden aangevuld op vrijdag 20 december.
Panel 1
Cursusboeken in het NT2- en NVT-onderwijs
historische, vergelijkende en praktische perspectieven
Paluszek, Przemysław A. Adam Mickiewicz Universiteit, Poznań, Polen
Buczak, Mikołaj Adam Mickiewicz Universiteit, Poznań, Polen
Louw, Robert de Adam Mickiewicz Universiteit, Poznań, Polen
Chełminiak, Karolina The International School of The Hague, Nederland
Inleiding
In de laatste decennia is de scheiding tussen Nederlands als tweede taal (NT2) en Nederlands als vreemde taal (NVT) vervaagd, mede door factoren zoals globalisering, technologische vooruitgang en migratie, of zelfs verwarrend geworden (bijv. Beheydt, 1996; Buczak, 2023; De Louw & Buczak, 2021; Van Kalsbeek, 2001).
In dit panel richten we ons op didactisch materiaal voor Nederlands voor anderstaligen. Het hoofddoel is om te onderzoeken in hoeverre deze indeling tussen NT2 en NVT (nog) relevant is en wat dit eigenlijk betekent voor de didactiek van het Nederlands en het materiaal dat in de lespraktijk wordt ingezet, zoals cursusboeken Nederlands voor anderstaligen. Dit panel onderzoekt de rol, ontwikkeling en effectiviteit van cursusboeken in het onderwijs van het Nederlands als Tweede Taal (NT2) en het Nederlands als Vreemde Taal (NVT). Aan de hand van diverse invalshoeken wordt nagegaan hoe deze leermaterialen zijn geëvolueerd en welke impact ze (kunnen) hebben (gehad) op het taalonderwijs.
Het panel sluit af met een gezamenlijke discussie waarin we ons richten op de centrale vraag: Is de traditionele indeling in NT2 en NVT nog wel relevant en zinvol in het huidige onderwijslandschap? De deelnemers zullen aan de hand van de gepresenteerde casussen en (eigen) ervaringen gezamenlijk proberen deze vraag te beantwoorden.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 2
Het Nederlands in de grootstedelijke Brusselse context
Saeys Mathis Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België
Simon Robin Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België
Inleiding
Brussel en haar Vlaamse Rand worden van oudsher gekenmerkt door een hoge mate van taalcontact en taalconflict (Witte en Van Velthoven 2010). Opvallend genoeg, op het ogenblik dat het politiek-taalkundig conflict onschadelijk werd gemaakt via een staatshervormingsproces met een nadruk op ‘taalpacificatie’ (Deschouwer 2012), wijzigde de sociaal-demografische opbouw van de grootstedelijke bevolking (Janssens 2018; 2019).
Deze demografische verschuiving heeft een duidelijk effect op de actuele taalsituatie in Brussel en de Vlaamse Randgemeenten. Uit het BRIO-Taalbarometeronderzoek, een representatieve survey onder de volwassen bevolking van Brussel en de Vlaamse Rand, blijkt dat meertaligheid in veel taaldomeinen eerder de norm is dan de uitzondering (Saeys, Simon & Kavadias 2024a; 2024b).
In het licht van deze nieuwe meertalige realiteit rijzen er pertinente vragen over de rol en de toekomst van het Nederlands in de grootstedelijke Brusselse context. Welke rol is er weggelegd voor het Nederlands in de publieke en private dienstverlening? Leidt meertaligheid tot taalverlies, of vormt het een hefboom voor het Nederlands? En hoe kunnen anderstaligen worden aangemoedigd om het Nederlands te leren en te gebruiken?
Het panel behandelt deze vragen vanuit een sociolinguïstisch en politico-linguïstisch perspectief, met een focus op het taalgebruik en het taalbeleid in Brussel en haar Vlaamse Rand.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 3
Het Nederlands in het psycholinguïstische laboratorium
Renzel, Anne Universität Münster, Münster, Duitsland
Frank, Stefan Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
Ligtenberg, Kars Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
Bultena, Sybrine Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
Shapiro, Naomi Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
De Hoop, Helen Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
Hartsuiker, Robert Universiteit Gent, Gent, België
Bernolet, Sarah Universiteit Antwerpen, België
Sijyeniyo, Edwige Universiteit Antwerpen, België
Schroyens, Sarah Université Catholique de Louvain, België
Flecken, Monique Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland
Weijers, Roos Carl von Ossietzky Universität Oldenburg, Oldenburg, Duitsland
Ruigendijk, Esther Carl von Ossietzky Universität Oldenburg, Oldenburg, Duitsland
Reiner, Matthias Universiteit Groningen, Groningen, Nederland
Ruigendijk, Esther Carl von Ossietzky Universität Oldenburg, Oldenburg, Duitsland
Inleiding
Dit panel biedt een breed spectrum aan inzichten uit psycholinguïstisch-experimenteel onderzoek naar taalproductie, taalverwerking en taalverwerving in zowel meertalige als taalvergelijkende contexten. Hierbij wordt in bijzondere mate aandacht besteed aan het Nederlands als onderzoekstaal in de psycholinguïstiek. Er komen verschillende perspectieven aan bod: enerzijds ligt een focus op cognitieve processen tijdens de zinsverwerking en -productie bij meertaligen, en de vraag of en hoe de verschillende taalsystemen die meertalige sprekers hanteren, elkaar beïnvloeden. Een andere focus ligt op het Nederlands in vergelijking met nauw verwante talen, zoals Duits en Engels. Er wordt aandacht besteed aan de vragen of er contrasten in taalverwerkings- en verwervingssystemen bij sprekers blootgelegd kunnen worden die correleren met taalverschillen. We discussiëren onder andere welke effecten deze contrasten hebben op het domein van verwerkingsefficiëntie, zinsinterpretatie en andere domeinen zoals visuele perceptie. De inzichten uit dit panel bieden dus waardevolle data die correlaties tussen taalstructuren en cognitieve processen verhelderen.
Een verder doel van het panel is om de methodologische complexiteit en diversiteit van de bijdragen te benadrukken en onder de aandacht te brengen met welke methodes er tegenwoordig aan psycholinguïstisch onderzoek wordt gedaan. Met behulp van (combinaties van) psycholinguïstisch-experimentele methodes zoals self-paced reading, eye-tracking en EEG dragen de onderzoeken in dit panel bij aan ons begrip van zowel taalverwervings- als taalverwerkingssystemen en mechanismen van real-time taalverwerking. Deze kennis biedt aan de ene kant de mogelijkheid om typologische contrasten bloot te leggen tussen nauw verwante talen die aan het licht kunnen brengen hoe cognitieve processen bij de taalverwerking en -verwerving verschillen afhankelijk van taalsystemen; eveneens biedt dit begrip inzichten in de architectuur van het meertalige zinsverwerkingssysteem, wat ook kan leiden tot praktische toepassingen op het gebied van meertaligheid, bijvoorbeeld in het talenonderwijs.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 4
Inclusieve strategieën met pluricentrisch Nederlands in het hoger onderwijs: Europese en Caribische perspectieven
Oosterhof, Albert KU Leuven, Antwerpen, België
Mijts, Eric University of Aruba, Oranjestad, Aruba
Ten Thije, Jan D. Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
Kester, Ellen-Petra Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
Coetzee-Van Rooy, Susan North-West University, Johannesburg, Zuid-Afrika
Buelens, Geert Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
Inleiding
Dit panel is een vervolg op eerdere projecten over taalbeleid en taalkeuze in het hoger onderwijs, waarbij we als neerlandici uit de Lage landen en de Cariben over de grenzen willen kijken om van elkaar te leren. Er zijn inmiddels stappen gezet om te komen tot een analyse van het veranderende beleid en de (taal)ideologische basis van het debat, op basis van data over het taalgebruik in de hoger onderwijspraktijk in de landen van het taalgebied (zie bijv. Mijts 2020; Loos, Oosterhof & Nivelle 2022; Rosiers & Vogl 2019).
Met dit panel continueren we de samenwerking tussen Caribische/Surinaamse en Europese neerlandici over dit onderwerp en willen we de focus verbreden naar taalbeleid in relatie tot inclusieve meertaligheid en talige diversiteit in het taalgebied. Daarbij beschouwen we het pluricentrische perspectief op variatie binnen het Nederlands enerzijds en vormen van inclusieve meertaligheid (vgl. Backus et al 2013, Ten Thije 2022) anderzijds als complementaire strategieën om talige diversiteit te overbruggen. De vraag is in hoeverre die strategieën inmiddels op een succesvolle manier worden ingezet daar waar die diversiteit zich voordoet, zowel in het de facto meertalige Caribisch gebied als in de Lage Landen (bijvoorbeeld in grensgebieden tussen Nederland, België/Vlaanderen en buurlanden of in medezeggenschapsorganen met receptieve meertaligheid met internationals).
Moet bijvoorbeeld de lat lager gelegd worden wat betreft streven naar welsprekendheid, standaardtaligheid en normatieve correctheid in het Nederlands? Een meer ontspannen omgang met taalnormen geeft immers meer ruimte voor strategieën zoals luistertaal en pluricentrisch Nederlands. Een andere vraag is: welke verschillen zijn er tussen de landen van het taalgebied als het gaat over de spraakzaamheid van studenten in een academische context? Het is aannemelijk dat interactie in het Nederlands gehypo-
thekeerd wordt door onzekerheid over de eigen variëteit van het Nederlands en/of taalonzekerheid in een context waarin het Nederlands niet de enige omgangstaal is.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 5
Interdisciplinair en toekomstbestendig (ver)taalonderwijs: Nederlands als sleutel tot samenwerking tussen industrie en academici
Gentile Paola Universiteit van Trieste
Ratinckx Mia KU Leuven
Spaepen Lutgart Senior EU-expert, former alumna KU Leuven, vertaler - tolk
Braem Elisabeth Universiteit van Trieste
Inleiding
Wereldwijd moeten hogere onderwijsinstellingen een nieuw evenwicht zien te vinden tussen academische verantwoordelijkheid en public engagement. Door een grotere gerichtheid op de samenleving komt voor de universiteiten ook de arbeidsmarkt dichterbij. Dit kan nieuwe voordelen bieden voor talenstudies, die immers met krimpende studentenaantallen kampen en dus zeker voor vertaal- en tolkopleidingen. We weten dat taal “de toegangspoort [is] naar de meest essentiële vaardigheden voor de samenleving van vandaag: kennis, inzicht, communicatieve vaardigheden en kritisch en probleemoplossend denken”, zoals het Vlaams Talenplatform dat formuleert. Alleen moeten de toekomstige studentengeneraties ervan doordrongen worden hoe cruciaal taal en vertalen is.
Dit is de achtergrond van ons panel, waarbij wij vooral kijken naar de vraag: wat is de rol die de internationale neerlandistiek in deze trend kan en wil spelen om een positieve toekomst tegemoet te gaan? Via illustratie van een pilootproject met de havens van Antwerpen en Trieste, geïnitieerd door de vakgroep Nederlands van Trieste, zal het panel de vraag verkennen hoe universiteiten en het plaatselijke bedrijfsleven samen kunnen bijdragen aan persoonlijke en maatschappelijke ontwikkelingen, waarmee voor alle partijen een meerwaarde kan worden verkregen. Aan de hand van presentaties en een rondetafelgesprek willen we inzicht bieden in de mogelijkheden en uitdagingen waar de internationale neerlandistiek voor staat door de nieuwe maatschappelijke gerichtheid van onze universitaire instellingen.
We gaan op zoek naar het uitwisselen van best practices op het vlak van samenwerking tussen afdelingen Nederlands en niet-academische stakeholders, in het bedrijfsleven maar ook in de culturele sector. Belangrijke resultaten van dergelijke samenwerkingsvormen kunnen zijn dat we weerbaarheid bij onze studenten kweken als voorbereiding op een arbeidsmarkt die voortdurend evolueert en meer dan ooit op zoek is naar veelzijdige en tegelijkertijd hooggespecialiseerde profielen.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 6
Lezen in L1 en L2: theoretische achtergronden en uitdagingen in de praktijk
Tereshko, Katja Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Nederland
Welie, Camille Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Nederland
Couvée, Petra Universiteit Leiden, Leiden, Nederland
Doedel, Jet Uitgeverij Eenvoudig Communiceren, Amsterdam, Nederland
Inleiding
Zowel beleidsmedewerkers (Dutch Institute for Curriculum Development, 2012) als onderwijzers en onderzoekers (Schrijvers, 2019; Hernot, 2019; Moeyes, 2020) erkennen het belang van lezen voor de cognitieve en emotionele ontwikkeling en de verrijking van taalvaardigheden. Toch weten we nog niet genoeg over de verschillen en overeenkomsten tussen lezen in de eerste en de tweede taal. Heeft lezen in een tweede taal dezelfde impact op de lezer als lezen in de moedertaal? Welk niveau van taalbeheersing is nodig om met succes fictie in een tweede taal te lezen? Moeten teksten versimpeld worden voor laaggeletterden en tweede-taalleerders, of neemt dat het plezier van lezen weg? En hoe wordt lezen in de praktijk geïmplementeerd in verschillende cursussen?
In dit panel gaan we in op deze en andere vragen rond lezen in de eerste en tweede taal. We belichten zowel de theoretische achtergronden als de uitdagingen in de praktijk. Dankzij de brede inzet van (literaire) teksten als lesmateriaal in NT2, NT1 en NVT, voor uiteenlopende leeftijden en doelgroepen, biedt dit panel een waardevol platform om ervaringen en inzichten te delen.
Theorie en praktijk komen samen in dit gesprek, waarin we onderzoeken hoe lezen niet alleen taalverwerving kan stimuleren, maar ook kan bijdragen aan persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie. Het panel nodigt docenten, onderzoekers en beleidsmakers uit om mee te denken over het potentieel van lezen als verbindend en transformerend instrument.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 7
Meertaligheid in literaire oeuvres
Lars Bernaerts Universiteit Gent, Gent, België
Linde De Potter KU Leuven, Leuven, België
Mathijs Sanders Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, Nederland
Inleiding
In de literatuurgeschiedenis, de literatuurbeschouwing en het bredere discours over moderne literatuur is het gebruikelijk om oeuvres van auteurs als afgebakende en beschrijfbare gehelen te benaderen. We hebben het over ‘het oeuvre’ van Hugo Claus, Hella Haasse of Astrid Roemer. We gebruiken het oeuvre als toetssteen om nieuwe publicaties van een auteur te beoordelen en geven oeuvres uit als ‘verzameld werk’. Daarbij is de ‘auteursfunctie’ – zoals Michel Foucault die omschreef – de leidraad. Zoals editiewetenschapper Paul Eggert (2022) stelt, wordt het oeuvre-concept complexloos gehanteerd, terwijl auteurs en onderzoekers het toch op erg uiteenlopende manieren inzetten. Wie wil weten wat er precies onder dat oeuvre valt en wanneer een oeuvre ook echt als oeuvre geldt, botst immers op conceptuele en praktische problemen. Is het mogelijk om een oeuvre in zijn volledigheid te kennen? Zijn alle genres even belangrijk in een oeuvre?
In dit panel willen we het oeuvre als literair fenomeen in de Nederlandse literatuur problematiseren en opnieuw theoretiseren. Meertaligheid is het uitgangspunt van die oefening: in welke mate ondermijnt de aanwezigheid van verschillende talen in een oeuvre de coherentie van zo’n geheel en in hoeverre kan net meertaligheid de eigenheid van een oeuvre uitmaken? We werken dergelijke vragen uit in gevalstudies die het oeuvre als concept nieuw leven inblazen maar ook problematiseren.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 8
Multiperspectiviteit in taal- en cultuuronderwijs over het Nederlandse en Belgische koloniale verleden en zijn doorwerkingen
Dietha Koster Universiteit Münster, Münster, Duitsland
Denise Bentrovato Universiteit van Pretoria, Pretoria, Zuid-Afrika
Achmad Sunjayadi Universitas Indonesia, Jakarta, Indonesië
Karel van Nieuwenhuyse KU Leuven, Leuven, België
Inleiding
Het koloniale verleden van Nederland en België en haar doorwerkingen constitueert een belangrijk onderwijsthema in (inter)nationale Neerlandistiekopleidingen in het hoger onderwijs, NT2-/NVT-onderwijs, alsook in (talige) vakken zoals geschiedenis en aardrijkskunde in primair en secundair onderwijs. Het ontbreken van multiperspectiviteit in historiografie, NVT- en geschiedenislesboeken wordt steeds sterker bekritiseerd (Van Stipriaan, 2023) en het is aannemelijk dat deze kritiek ook op gerelateerde educatieve media en onderwijscontexten van toepassing is.
Multiperspectiviteit, een concept dat net als meertaligheid is gelieerd aan diversiteit, is het toelaten van verschillende historische actoren, historici of hedendaagse personen, ofwel het includeren van alternatieve narratieven naast master narratives (Munslow, 2016). Multiperspectiviteit in lesmateriaal kan een belangrijke bijdrage leveren aan inclusief onderwijs waarin alle deelnemers optimaal kunnen deelnemen (UNESCO, 2020).
Dit panel wil onderzoekers en/of onderwijsprofessionals met diverse benaderingen van het centrale thema samenbrengen. Het omvat papers over Indonesische en Nederlandse geschiedenislesboeken, kritische perspectieven op de Canon van Nederland, lesboekdiscours over migratie en docentinterviews binnen het vak aardrijkskunde, alsook discoursanalyses in en omtrent Congolees en Belgisch geschiedenisonderwijs. Het panel staat open voor bijdrages die op andere educatieve artefacten (bv. postkoloniale objecten in musea) focussen ofwel andere postkoloniale contexten met geschiedenissen van Nederlandse (neo)koloniale bezetting (bv. Suriname, Aruba, Sint Maarten, Curaçao) centraal stellen.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 9
Nederlands en taalcontact in vroegmodern Europa
Christopher Joby University of East Anglia, Norwich, Engeland
Nicoline van der Sijs Instituut voor de Nederlandse Taal, Leiden, Nederland
Paul Hulsenboom Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
Gina Kavaliūnaitė University of Washington, Seattle, V.S.
Inleiding
In de vroegmoderne tijd vertrokken mensen vanuit de Lage Landen, maar verhuisden ze ook ernaartoe om vele redenen: handel, economische tegenspoed, religieuze vervolging en studie. Hierdoor kwam het Nederlands in contact met vele andere talen. Naar aanleiding van de publicatie van de essaybundel Dutch and Contact Linguistics (John Benjamins, 2025) onderzoekt dit panel de gevolgen van dit contact tussen het Nederlands en andere talen in vroegmodern Europa.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 10
Nederlands vertalen wereldwijd Het beroepsprofiel van de professionele vertaler Nederlands in een meertalige en technologisch gedreven context
Marketa Štefková Comenius Universiteit, Bratislava, Slowakije
Frieda Steurs Instituut voor de Nederlandse Taal, Leiden, Nederland/België
Gys-Walt van Egdom Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
Pavlína Knap-Dlouhá Palacký Universiteit, Olomouc Tsjechië
Michaela Zárecká Comenius Universiteit, Bratislava, Slowakije
Paola Gentille Universiteit van Trieste, Trieste, Italië
Alice Del Casale Universiteit van Trieste, Trieste, Italië
Muriel Waterlot Katholieke Johannes Paulus II Universiteit Lublin, Polen
Inleiding
Dit panel wordt georganiseerd door het Netwerk Vakvertalen en Tolken NEM. Dit netwerk brengt vertalers en tolken met het Nederlands als werktaal samen om expertise uit te wisselen en het vak verder te professionaliseren.
Centraal staat de vraag naar het beroepsprofiel van de professionele vertaler en tolk Nederlands en de invloed van meertalige contexten en technologische ontwikkelingen, met name kunstmatige intelligentie, op dit profiel. Aan de hand van recent onderzoek en praktijkvoorbeelden wordt belicht hoe het vertalen en tolken zich ontwikkelt in een snel veranderende omgeving. Centraal staan vragen over de impact van technologie op de werkwijze en vaardigheden van vertalers en tolken, de specifieke uitdagingen en kansen in meertalige omgevingen buiten de Lage Landen, en de noodzaak van verdere professionalisering en samenwerking binnen het vakgebied.
Daarnaast worden de resultaten gepresenteerd van een internationaal veldonderzoek naar het beroepsprofiel van vertalers Nederlands in verschillende Europese landen. Dit biedt een unieke kijk op de diversiteit van de praktijk en de eisen die gesteld worden aan vertalers in uiteenlopende contexten. Het panel sluit af met een vooruitblik op initiatieven om de professionalisering van het vak te ondersteunen en te versterken, zoals de oprichting van een expertisecentrum dat gericht is op vakvertalen en tolken.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 11
Nieuw licht op ouder Nederlands: standaardisatie, taalcontact en meertalige taalgeschiedenis
Organisatoren:
Philipp Krämer Vrije Universiteit Brussel, België
Andreas Krogull Universität Zürich, Zürich, Zwitserland
Gijsbert Rutten Universiteit Leiden, Leiden, Nederland
Ulrike Vogl Universiteit Gent, Gent, België
Rik Vosters Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België
Lezingen:
Eline Lismont Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België
Magda Serwadczak Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België /
Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België
Nelle Simonet FWO Vlaanderen & Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België
André Kött Universiteit Gent, België
Inleiding
De opkomst van de historische sociolinguïstiek heeft geleid tot een hernieuwde interesse in de vroegen laatmoderne Nederlandse taalgeschiedenis, en heel wat neerlandistisch onderzoek in deze traditie heeft de afgelopen jaren nieuwe inzichten opgeleverd. Met dit panel willen we recent onderzoek in de historische sociolinguïstiek van het Nederlands samenbrengen, met onderzoekers uit de Nederlandse, Vlaamse en extramurale neerlandistiek, waarbij we in het bijzonder de nadruk leggen op nieuwe perspectieven op standaardisatie enerzijds, en taalcontact en meertaligheid anderzijds.
Standaardisatie was decennialang een kernbegrip in de Nederlandse taalgeschiedenis vanaf de vroegmoderne periode, maar waar ouder onderzoek vaak sterk uitging van een teleologisch en van bovenaf gestuurd model voor de standaardontwikkeling, probeert recenter onderzoek vanuit een sociolinguïstisch oogpunt nieuw licht op dit concept te werpen, bijvoorbeeld door de relatie tussen voorgeschreven taalnormen en eigenlijk taalgebruik te bestuderen (Lismont), door stil te staan bij de entekstualiseringsprocessen in institutionele contexten, waarbij gesproken woord in schrift wordt omgezet (Serwadczak), of door de blik te richten op mislukte standaardisatiepogingen om zo bij te dragen aan een niet-teleologisch perspectief op de ontwikkeling van talige standaarden (Simonet).
Daarnaast stelt het panel ook taalcontact en meertaligheid centraal, ingaand tegen de vaak eentalige bias in traditionelere taalgeschiedenissen. Dat gebeurt onder andere door op basis van naamgevingspraktijken in een- en meertalige grammatica’s te onderstrepen hoe fluïde de grenzen tussen talen voor sprekers in de vroegmoderne tijd waren (Vogl), door de Europese traditie van meertalige gespreksboeken aan te boren als bron voor kennis over beleefdheidsstrategieën in het Nederlands (Kött), of door meertalige repertoires en fluïde taalpraktijken te bestuderen in bronnen uit het Nederlands-Duitse grensgebied (Krogull).
Met de bijdragen rond deze twee centrale thema’s willen we in dit panel de waarde van een sociolinguïstische benadering van de taalgeschiedenis illustreren, en bijdragen aan een meer multiperspectivische en inherent meertaligere invulling van de taalgeschiedschrijving.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 12
Uitspraak in de taallessen Nederlands in het hoger onderwijs
Sommer, Julia Universität Wien, Wenen, Oostenrijk
(moderatie, namens het iNVT-netwerk)
Harmes, Ingeborg Universität Münster, Münster, Duitsland
Nagy, Roland Eötvös Loránd Universiteit, Boedapest, Hongarije
Czerwonka-Wajda, Zuzanna Universiteit Wrocław, Wrocław, Polen
Sas, Christine University College London, Londen, Engeland
Nuriah, Zahroh &
Mundalifah Roosman, Lilie Universitas Indonesia, Jakarta/Depok, Indonesië
Arends, Myra Universiteit Leiden, Leiden, Nederland
Inleiding
Uitspraak is vaak het ondergeschoven kindje in de taalverwerving. In lessen wordt er niet vaak expliciet aandacht aan besteed maar ervan uitgegaan dat het met een paar oefeningen over de uitspraak van klanken, de prosodie en de klemtonen wel losloopt.
In dit panel laten we docenten Nederlands aan het woord die daar wél tijd voor maken en er onderzoek naar doen. Er is aandacht voor de meertalige achtergrond van studenten, voor de uitdagingen om contrastief te werken en voor het pluricentrische karakter van het Nederlands en de manieren om dat in colleges te thematiseren. In de bijdragen wordt er ingegaan op onderzoeksresultaten rond intonatie, fonetische systemen en uitspraakonderwijs. Er is ruimte voor concrete ervaringsberichten en lessuggesties, vooral als ze de docenten een beetje uit hun comfortzone rukken en uitspraak op een originele manier benaderen.
Het panel is een activiteit van het netwerk iNVT, het internationale netwerk voor docenten Nederlands als Vreemde taal. Het is heel expliciet bedoeld voor onderzoekers en lesgevers met heel verschillende achtergronden en het is bij uitstek communicatief en interactief van opzet.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 13
De vele talen van het Nederlandse kinderboek
Organisatoren
Irena Barbara Kalla Universiteit van Wrocław, Wrocław, Polen
Frauke Pauwels Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België
Lezingen
Britta Benert Universiteit Straatsburg, Straatsburg, Frankrijk
Orsolya Réthelyi Eötvös Loránd Universiteit (ELTE), Budapest, Hongarije
Paavo Van der Eecken Universiteit Antwerpen, Antwerpen & Universiteit Gent, België
Inleiding
De Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur en het onderzoek ernaar lijken te floreren. Nederlandstalige kinderboeken verkopen steeds beter en ook internationaal worden ze erg gewaardeerd: zo won Bart Moeyaert in 2019 de Astrid Lindgren Memorial Award, en Laura Watkinson’s vertaling van Lampje (Annet Schaap) haalde in 2020 als eerste vertaalde boek ooit de shortlist van de Carnegie Medal.
Steeds meer onderzoekers bestuderen die bloeiende Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, al dan niet in het kader van leesonderwijs en met toepassing van diverse theoretische kaders: literatuursociologie, vertaaltheorie, genetic criticism, intermedialiteit, gender studies, ecokritiek, animal studies - om slechts enkele te noemen. Daar groeit het besef dat onderzoek naar Nederlandstalige (kinder- en jeugd)literatuur erbij wint als het niet geïsoleerd wordt benaderd. Het ‘eilandgevoel’ laten we best achter, bepleitte Rita Ghesquière al in 2011: ‘Jeugdliteratuur maakt deel uit van een groter geheel, literatuur, en het is belangrijk om de jeugdliteraire teksten binnen dat geheel te situeren’. Ook pleitte Geert Buelens voor een alternatieve geschiedenis van ‘Nederlandstalige literaturen’ waarin de kruispunten en raakvlakken centraal staan en er aandacht is voor de vele andere landen waarin het Nederlands in contact stond met andere talen.
In dit panel willen wij de volgende onderzoeksvragen stellen: Hoe positioneert het onderzoek naar Nederlandstalige jeugdliteratuur zich in het literaire onderzoek als zodanig? Welke relaties beïnvloeden (het onderzoek naar) jeugdliteratuur in Nederland, Vlaanderen en daarbuiten? Daartoe brengen wij het onderzoek naar de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in zijn diversiteit in beeld: de kruispunten en raakvlakken met andere domeinen, landen en talen staan centraal. De “vele talen” van het kinderboek zijn het resultaat van kruisbestuiving van Nederlandstalige kinderliteratuur met literaturen in andere talen en met culturen van andere landen, met literatuur voor volwassenen, met beeldende kunsten, met theater, met het onderwijs en andere mogelijke domeinen.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 14
Het Nederlands binnen een meertalig academisch landschap
Leuridan, Mit UGent, Gent, België
De Soete, Alexander UGent, Gent, België
University of the Western Cape, Bellville, Zuid-Afrika
Slembrouck, Stef UGent, Gent, België
Inleiding
Tegen de achtergrond van een toenemende taaldiversiteit in Vlaanderen en Nederland focust dit panel op meertaligheid binnen het hoger onderwijs, met aandacht voor uitdagingen en kansen in beleid en praktijk. Het vertrekt vanuit Nederland en Vlaanderen. De onderwijswetgeving in beide landen legt het Nederlands als primaire onderwijstaal op, met de mogelijkheid om opleidingen in het Engels aan te bieden. De implementatie van dat Engelstalig onderwijs vormt vaak het onderwerp van een polariserend debat waarin empirie en taalexpertise het onderspit delven tegen ideologie.
Hogeronderwijsinstellingen proberen zich buiten dat debat te houden en dragen in hun beleidsvisies meertaligheid hoog in het vaandel. In de praktijk wordt die meertaligheid echter verschillend ingevuld. In Vlaanderen worden de beperkingen van Engelstalig onderwijs strikt bewaakt, terwijl in Nederland internationalisering een sterkere nadruk krijgt. In beide contexten wordt vaak voorbijgegaan aan de bredere meertalige realiteit, waarin studenten en docenten een breed scala aan talen gebruiken naast Nederlands en Engels. Hogeronderwijsinstellingen maken abstractie van deze diversiteit op het microniveau, en reduceren de omgang met meertaligheid veelal tot het wegwerken van een tekort in de onderwijstaal. Die discrepantie tussen beleidsvisies en praktijk leidt tot debatten over de positie van het Nederlands, de rol van het Engels, en de vraag naar concrete handvatten om thuistalen actief in te zetten in het leerproces.
Dit panelgesprek richt zich op de volgende vragen. Hoe kan het Nederlands zich positioneren binnen een taaldivers academisch landschap? Hoe beïnvloeden economische motieven, zoals het aantrekken van internationaal talent dat bijdraagt aan onderwijs, onderzoek en innovatie, de keuzes in taalbeleid? Hoe kan een instelling de taalcompetenties van lesgevers en studenten in het Nederlands, Engels én andere talen erkennen en indien nodig versterken? Hoe kunnen de Vlaamse en Nederlandse ervaringen inspirerend zijn voor andere regio’s met soortgelijke uitdagingen?
Kijk hier voor meer informatie
Panel 15
Meer-dan-menselijke stemmen in Nederlandstalige literatuur
Vitse, Sven Universiteit Utrecht
Fraipont, Barbara UCLouvain
Daniela Průšová Masaryk Universiteit Brno
Wendela de Raat Universiteit Utrecht
Inleiding
Bij het begrip ‘meertaligheid’ denken we wellicht in de eerste plaats aan talen die door mensen worden gesproken. In dit panel willen we dit begrip echter opvatten als ‘meer-dan-menselijke-taligheid’. Aan het einde van zijn Philosophical Investigations schrijft Wittgenstein dat als een leeuw kon spreken, we hem niet zouden kunnen begrijpen (in Despret 2008). Die gedachte van de sprekende leeuw roept taalfilosofische en epistemologische vragen op. Hoe verhoudt de communicatie van niet-menselijke dieren zich tot (menselijke) taal? Op welke manier kunnen mensen de stem van het niet-menselijke dier begrijpen en representeren? Onderzoekers zoals filosoof Eva Meijer (2017, 2018) of taalkundigen Leonie Cormips en Marjo van Koppen (2023) betogen dat niet-menselijke dieren taalsystemen gebruiken en dat menselijke en niet-menselijke dieren elkaar kunnen (leren te) begrijpen.
We benaderen deze meer-dan-menselijke-taligheid vanuit letterkundig perspectief en verkennen hoe de Nederlandstalige literatuur ruimte creëert voor een meer-dan-menselijke, meerstemmige wereld. In de eerste plaats willen we nadenken over de plaats van dierlijke stemmen in literatuur. In hoeverre worden in Nederlandstalige fictie ook andere dieren als taalcreatieve wezens beschouwd? Welke dierentalen worden er weergegeven? Op welke manieren hebben verhalen met dieren als vertellers en/of personages in heden en verleden bijgedragen aan de emancipatie van het dier en aan de dierenbescherming? Welke theoretische perspectieven zijn er binnen de animal studies ontwikkeld over diergerichte en/of antropomorfiserende representaties en vertelwijzen (cf. De Raat en Vitse 2022)?
Daarnaast vatten we het meer-dan-menselijke breder op dat het niet-menselijke dier. Hoe verbeelden hedendaagse auteurs als Mariken Heitman de ontologische, politieke en affectieve relaties tussen het menselijke en het meer-dan-menselijke in grotere ecosystemen? Welke technieken worden gebruikt om recht te doen aan de perspectieven van het meer-dan-menselijke, bijvoorbeeld het communicatievermogen van planten en andere natuurelementen? Ten slotte stellen we de vraag welke perspectieven op taal (en cultuur) door ecocentrische leeswijzen aan het licht kunnen komen.
We presenteren in dit panel vier lezingen en sluiten af met een discussie waarin we onder meer ingaan op de positie van animal studies binnen de neerlandistiek zoals die internationaal wordt beoefend.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 16
Nederlands als vreemde taal leren in een meertalige wereld: hoe en waarom?
Degrave Pauline UCLouvain, Louvain-la-Neuve, België
Louis Laetitia UCLouvain, Louvain-la-Neuve, België
Hiligsmann, Philippe Université du Luxembourg, Luxembourg
Kántor-Faragó, Márta Universiteit van Debrecen, Hongarije
Inleiding
De positie van het Nederlands naast het Engels en andere internationale talen staat steeds meer onder druk (Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, 2016). Dit roept belangrijke vragen op: waarom zouden leerlingen en studenten vandaag de dag nog kiezen voor Nederlands als vreemde taal in een globaliserende wereld? En welke didactische benaderingen en leermethoden zijn het meest geschikt, rekening houdend met die context?
De vraag naar het leren van het Nederlands in niet-Nederlandstalige regio's wordt regelmatig ter discussie gesteld (Huning, 2012; Hosea, 2012). Daarbij komt ook de rol van het Nederlands in de persoonlijke en professionele ontwikkeling van studenten aan bod (Mettewie, 2015), evenals de manier waarop maatschappelijke behoeften het leren van de taal kunnen bevorderen (Degrave & Hiligsmann, 2022).
Naast de motivaties is het cruciaal om te bepalen welke leermethoden het meest effectief zijn, in een geglobaliseerde context. Ludieke werkvormen, zoals gamificatie (Kántor-Faragó, 2023) en het gebruik van muziek (Degrave, 2019), blijken een positief effect te hebben op het leren van het Nederlands. Verder kan worden overwogen of het Nederlands als zelfstandig vak moet worden onderwezen, of dat geïntegreerde benaderingen zoals CLIL (Hiligsmann et al., 2017) en DMI (Louis et al., 2024) betere alternatieven bieden.
In dit panel willen we de uitdagingen van het leren van het Nederlands als vreemde taal in 2025 onder de loep nemen. We bespreken de beweegredenen van verschillende NVT-doelgroepen en de effectieve didactische methodologieën.
Dit panel biedt een platform om de toekomst van het Nederlands als vreemde taal in meertalige contexten te verkennen en nodigt deelnemers uit om ervaringen en inzichten te delen over hoe het Nederlands als vreemde taal kan blijven floreren in een meertalige wereld.
NVT- en NT2-docenten en -onderzoekers worden uitgenodigd om aan het panel deel te nemen, om een zo breed mogelijke kijk op het onderwerp te werpen.
Kijk hier voor meer informatie
Panel 17
Socialistische transnationaliteit en de transfer van Nederlandstalige literatuur
Engelbrecht, Wilken Univerzita Palackého, Olomouc, Tsjechië
Kalmthout, Ton van KNAW, Amsterdam, Nederland
& Zajas, Paweł Uniwersytet A. Mickiewicza, Poznań, Polen
Bossaert, Benjamin Univerzita Komenského, Bratislava, Slowakije
Stoicescu, Alexa Universitatea din Buciuresti, Boekarest, Roemenië
De Dobbeleer, Michel Universiteit Gent, Gent, België
Srebnik, Anita Univerza v Ljublani, Ljubljana, Slovenië
Novaković-Lopušina, Jelica Belgrado, Servië
Ekaterina Vekshina
Inleiding
In 2022 stelde de projectgroep het onderzoek naar receptie van Nederlandstalige literatuur in Centraal-Europa en de Balkan voor. Op dit colloquium willen wij de resultaten van het afgeronde project voorstellen.
Met de opkomst van lectoraten nam vanaf 1955 het aantal literaire vertalingen uit het Nederlands in het gebied flink toe. Dankzij inbreng van neerlandici werd een vrij representatief beeld van de Nederlandstalige literatuur gegeven. Daarbij was er wel grote invloed van met name de USSR en in iets mindere mate de DDR als ‘gidslanden’. Verder moest rekening worden gehouden met de doctrine van het socialistisch realisme en met financiële beperkingen door deviezentekorten. Officieel bestond er nergens censuur en de lijsten met ’verboden boeken’ waren overal strikt geheim. Vertalers waren daarom onzeker wat wel en wat niet vertaald kon worden met zelfcensuur als gevolg.
De inleidende lezing Een Oost-Europese canon? bekijkt, in hoeverre de in de onderzochte regio vertaalde werken aansloten bij wat elders in Europa werd vertaald. In de vijf volgende lezingen wordt voor achtereenvolgens de Sovjetunie, de DDR, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Joegoslavië getoond hoe vertalers en uitgeverijen omgingen met de vermelde onzekerheid. De centrale vraagstelling is daarbij hoe zij omgingen met de spanning tussen enerzijds de eigen wens om representatieve werken uit het Nederlandse taalgebied aan hun lezerspubliek voor te stellen en anderzijds zodanig te voldoen aan de normen van het socialistische systeem dat publicatie tot stand kwam. Dit is sinds begin van dit decennium opnieuw zeer actueel in landen als de Russische Federatie en de Chinese Volksrepubliek.
De in vrijwel alle onderzochte landen bestaande ‘tijdschriften voor wereldliteratuur’ waren vooral na de Helsinki-akkoorden van 1977 een mogelijkheid om werken voor te stellen die niet aan het socialistisch-realistische discours voldeden. Tenslotte wordt ook getoond, hoe Joegoslavië een andere weg bewandelde. In de lezingen worden tevens mogelijkheden voor vervolgonderzoek aangestipt.