De vele talen van het Nederlandstalige kinderboek

Panel   Letterkunde
Datum  Donderdag 28 augustus
Lokaal  LIC 2.03
Starttijd 10:30

Abstract

De Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, en het onderzoek ernaar, lijken te floreren. Nederlandstalige kinderboeken verkopen steeds beter en ook internationaal worden ze sterk gewaardeerd: zo won Bart Moeyaert in 2019 de Astrid Lindgren Memorial Award en haalde Laura Watkinsons vertaling van Lampje (Annet Schaap) in 2020 als eerste vertaalde boek ooit de shortlist van de Carnegie Medal.

Steeds meer onderzoekers bestuderen deze bloeiende Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, al dan niet in het kader van leesonderwijs en met toepassing van diverse theoretische kaders: literatuursociologie, vertaaltheorie, Genetic Criticism, intermedialiteit, Gender Studies, ecokritiek, Animal Studies – om slechts enkele te noemen. Daarbij groeit het besef dat onderzoek naar Nederlandstalige (kinder- en jeugd)literatuur wint aan kracht wanneer het niet geïsoleerd wordt benaderd. Het ‘eilandgevoel’ laten we best achter ons, bepleitte Rita Ghesquière al in 2011: ‘Jeugdliteratuur maakt deel uit van een groter geheel, literatuur, en het is belangrijk om de jeugdliteraire teksten binnen dat geheel te situeren.’ Ook Geert Buelens pleitte voor een alternatieve geschiedenis van ‘Nederlandstalige literaturen’, waarin de kruispunten en raakvlakken centraal staan en er aandacht is voor de vele andere landen waarin het Nederlands in contact stond met andere talen.

In dit panel willen wij de volgende onderzoeksvragen stellen: ‘Hoe positioneert het onderzoek naar Nederlandstalige jeugdliteratuur zich binnen het bredere literaire onderzoek?’ en  ‘Welke relaties beïnvloeden (het onderzoek naar) jeugdliteratuur in Nederland, Vlaanderen en daarbuiten?’

Daartoe brengen wij het onderzoek naar de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in zijn diversiteit in beeld: de kruispunten en raakvlakken met andere domeinen, landen en talen staan centraal. De ‘vele talen’ van het kinderboek zijn het resultaat van kruisbestuiving tussen Nederlandstalige kinderliteratuur en literaturen in andere talen, culturen van andere landen, literatuur voor volwassenen, beeldende kunsten, theater, onderwijs en andere mogelijke domeinen.

Omschrijving bijdragen

10:30-11:00 Inleiding: Tussen bloeiend en bedreigd: Het onderzoek naar Nederlandstalige jeugdliteratuur
Frauke Pauwels, Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België
Irena Barbara Kalla, Universiteit van Wrocław, Wroclaw, Polen

Steeds meer onderzoekers bestuderen de bloeiende Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, al dan niet in het kader van leesonderwijs en met toepassing van diverse theoretische kaders: literatuursociologie, vertaaltheorie, genetic criticism, intermedialiteit, gender studies, ecokritiek, animal studies - om slechts enkele te noemen. Het panel “De vele talen van het Nederlandstalige kinderboek” is het resultaat van de samenwerking tussen die onderzoekers naar jeugdliteratuur en van de bundel De biotoop van het Nederlandstalige kinderboek, te verschijnen in Lage Landen Studies.

In dit panel en in de bundel willen we jeugdliteratuur nadrukkelijk benaderen als deel van een complex ‘ecosysteem’, dat wordt beïnvloed door talloze factoren en aan voortdurende verandering onderhevig is. Net zomin als de scheiding tussen natuur en cultuur is vol te houden, is jeugdliteratuur afgezonderd van andere vormen van literatuur en van andere domeinen in de maatschappij. De kruispunten en raakvlakken met andere domeinen, landen en talen staan centraal. De “vele talen” van het kinderboek zijn het resultaat van kruisbestuiving van Nederlandstalige kinderliteratuur met literaturen in andere talen en met culturen van andere landen, met literatuur voor volwassenen, met beeldende kunsten, met theater, met het onderwijs en andere mogelijke domeinen.

11:00-11:30 Meertaligheid in historische jeugd- en kinderliteratuur
Feike Dietz, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland

Als bijdrage aan het panel ‘De vele talen van het Nederlandse kinderboek’ wil ik nadenken over de manieren waarop de historische jeugd- en kinderboekenmarkt in de Nederlanden (tot ca. 1830) meertalig is, en wat dat betekent voor de wijze waarop we historische jeugd- en kinderboeken moeten benaderen en onderzoeken. Daarbij ben ik vooral geïnteresseerd in de spanning tussen de lokale en globale dimensies van dit boekensegment. Jeugd- en kinderboeken werden ingezet als socialisatie-instrumenten in dienst van de creatieve van een ‘Nederlands burgerschap’ (cf. Feike Dietz, Lettering Young Readers in the Dutch Englightenment, Palgrave Macmillan 2021), maar hoe verhield dit zich tot ‘wereldburgerschap’ over de grenzen van talen en landen heen?

Ik onderscheid in mijn verhaal drie niveaus van meertaligheid in het genre: 

  • De mate waarin de boeken zelf meertalig zijn
  • De meertalige netwerken en uitwisselingsprocessen waarbinnen de boeken tot stand kwamen
  • De manier waarop de boeken reflecteren op (meer)taligheid van/in de wereld

In mijn lezing wil ik, gevoed door mijn eerdere onderzoek, zowel reflecteren op deze drie niveaus van meertaligheid en hun implicaties, alsook enkele case studies uitlichten. Ik zal ingaan op Margaretha de Cambon-van der Werken, die dankzij haar meertalige talenten, transnationale netwerken en vertaalwerkzaamheden onder meer een lijntje had met de innovatieve Mary Wollstonecraft, en wiens nog onbekende meisjesroman Adeline (1783/4) expliciet reflecteert op meertaligheid. Daarnaast ga ik in op Petronella Moens, juist een auteur zonder internationaal werkveld, maar wel een vernieuwer waar het gaat om het adresseren van mondiale ongelijkheid en talige hiërarchieën voor een jeugdig publiek.

11:30-12:00 Van ‘Een Hongaartje in huis’ naar ‘Dat vind ik’: De representatie van migratie in oudere en nieuwe Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur
Orsolya Réthelyi, Eötvös Loránd Universiteit (ELTE), Budapest, Hongarije

12:00-12:30 Het beeld van een tienermeisje door een dubbelpublieksauteur
Aleksandra Markiewicz, Universiteit van Wrocław, Wrocław, Polen

Het doel van deze presentatie is het beeld van een tienermeisje te bestuderen in de werken van de Vlaamse schrijfster Mireille Cottenjé: Ma gaat er vandoor (1982) en Wisselspoor (1991). Onderzocht wordt in hoeverre Cottenjé’s werk traditionele beelden over adolescentie en vrouwelijkheid uitdaagt. Daarbij wordt verondersteld dat zij jonge vrouwelijke hoofdpersonages portretteert als actieve en autonome individuen. De vraag is hoe deze portrettering aansluit bij de tweede feministische golf in termen van herdefiniëring van genderrollen. Cottenjé is een dubbelpublieksauteur die actief was in de jaren zeventig en tachtig, een periode die samenvalt met zowel de versnelde emancipatie van kinderliteratuur in Nederland (Ghesquière, 2007, p. 49) als de tijd van de tweede feministische golf. Dit komt duidelijk tot uiting in de onderwerpen die de schrijfster bespreekt, niet alleen in haar boeken voor kinderen en tieners, maar ook in die voor volwassenen. Zowel het jeugdboek Ma gaat er vandoor (1982) als Wisselspoor (1991) dat gericht is op volwassen lezers zijn geschreven vanuit het perspectief van een tienermeisje dat wordt geconfronteerd met problemen als echtscheiding of abortus. In hoeverre varieert de aanpak van deze problematiek in boeken voor verschillend doelpubliek? Als analytische invalshoek combineert dit onderzoek inzichten uit age studies (Joosen, 2021; 2022; Novick & Novick, 2023) en feministische literatuurkritiek, met name genderrollen en verwachtingen voor jonge vrouwen (Bel & Vaessens, 2010; Buikema & Tuin, 2014; Naples, 2020). Uit de analyse van beide werken van Cottenjé blijkt dat de auteur de nadruk legt op het belang van solidariteit tussen generaties. Tegelijkertijd levert ze kritiek op de sociale en familiale structuren die jongeren, met name meisjes, beperken in hun streven naar onafhankelijkheid en zelfontplooiing.

12:30-13:30 LUNCH

13:30-14:00 Een lekenbril als lens: De zin en onzin van onderzoek naar diversiteit in historische Nederlandstalige jeugdboeken
Paavo Van der Eecken, Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België / Universiteit Gent, Gent, België

14:00-14:30 Materiële en vormende aspecten van Nederlandse jeugdliteratuur in het Afrikaans literair systeem
Renée Marais, Universiteit Pretoria, Pretoria, Zuid-Afrika

De Afrikaanse kinder- en jeugdliteratuur bestaat uit teksten die oorspronkelijk in het Afrikaans geschreven zijn, en teksten die in het Afrikaans vertaald zijn. Mijn bijdrage richt zich voornamelijk op Afrikaanse vertalingen van Nederlandse bronteksten. Door middel van een kwalitatieve benadering die gebruik maakt van primaire en secundaire literatuur en interviews onderzoek ik, binnen het kader van de polysysteemtheorie, hoe en in welke mate Nederlandse jeugdliteratuur momenteel binnen het Afrikaans systeem functioneert (als teksten gelezen in het Nederlands en in Afrikaanse vertaling). Ik onderzoek de economische aspecten die van invloed zijn op alle rolspelers die betrokken zijn bij het vertalen van Nederlandse jeugdliteratuur (bijvoorbeeld door Annie M.G. Schmidt).

Ten tweede bespreek ik enkele verrassende overeenkomsten tussen Oeroeg (Hella Haasse, 1948) en de Afrikaanse jeugdroman Matoli (Etienne van Heerden, 1978), die allebei zowel relevant als impactvol blijven vanwege hun sociopolitieke actualiteit en universaliteit door de tijd en geopolitieke ruimte heen. Het betreft een vergelijking op twee autonome teksten (geen vertaling), aansluitend bij een vergelijkende studie (Van Oort, Vos en De Jong-Slagman, 2020) van aspecten van de twee parallelle subsystemen van Nederlandse en Afrikaanse jeugdliteratuur.

14:30-15:00 Van rovers, draken en grenzeloze verbeelding: Leo Timmers’ intertekstuele dialoog met Tomi Ungerer
Britta Benert, Universiteit Straatsburg, Straatsburg, Frankrijk