Nieuw licht op ouder Nederlands

Panel  Taalkunde
Titel  Nieuw licht op ouder Nederlands: standaardisatie, taalcontact en meertalige taalgeschiedenis
Datum Woensdag 27 augustus, vervolg op donderdag 28 augustus 2025
Lokaal 03 Z 03 (woensdag), LIC 5.14 (donderdag)

Abstract

De opkomst van de historische sociolinguïstiek heeft geleid tot een hernieuwde interesse in de vroeg- en laatmoderne Nederlandse taalgeschiedenis, en heel wat neerlandistisch onderzoek in deze traditie heeft de afgelopen jaren nieuwe inzichten opgeleverd. Met dit panel willen we recent onderzoek in de historische sociolinguïstiek van het Nederlands samenbrengen, met onderzoekers uit de Nederlandse, Vlaamse en extramurale neerlandistiek, waarbij we in het bijzonder de nadruk leggen op nieuwe perspectieven op standaardisatie enerzijds en taalcontact en meertaligheid anderzijds.

Standaardisatie was decennialang een kernbegrip in de Nederlandse taalgeschiedenis vanaf de vroegmoderne periode, maar waar ouder onderzoek vaak sterk uitging van een teleologisch en van bovenaf gestuurd model voor de standaardontwikkeling, probeert recenter onderzoek vanuit sociolinguïstisch oogpunt nieuw licht op dit concept te werpen. Daarnaast stelt het panel ook taalcontact en meertaligheid centraal, ingaand tegen de vaak eentalige bias in traditionelere taalgeschiedenissen. Met de bijdragen rond deze twee centrale thema’s willen we in dit panel de waarde van een sociolinguïstische benadering van de taalgeschiedenis illustreren, en bijdragen aan een meer multiperspectivische en inherent meertaligere invulling van de taalgeschiedschrijving.

Omschrijving bijdragen

Organisatoren:

Philipp Krämer        Vrije Universiteit Brussel, België
Andreas Krogull      Universität Zürich, Zürich, Zwitserland
Gijsbert Rutten        Universiteit Leiden, Leiden, Nederland
Ulrike Vogl               Universiteit Gent, Gent, België
Rik Vosters              Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België

10:30-11:00 Standaardisatie, taalcontact en meertalige taalgeschiedenis: inleidende beschouwingen
Gijsbert Rutten, Universiteit Leiden, Leiden, Nederland
Rik Vosters, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België

Met deze lezing bieden we een korte inleiding op het panel en de centrale thematieken die de invididuele lezingen in het panel zullen behandelen. We overlopen relevant eerder onderzoek, proberen tradities in recenter onderzoek te schetsen, en zetten enkele pistes voor de beloftevolle toekomstige ontwikkelingen van het veld uit.

11:00-11:30 Van norm naar taalgebruik? Een nieuwe blik op de invloed van prescriptivisme
Eline Lismont, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België

Een kernvraag in de historische sociolinguïstiek is hoe opgelegde taalnormen het taalgebruik beïnvloeden. In deze lezing onderzoeken we hoe taalnormen het vroeg- en laatmoderne Nederlands (1550-1850) hebben gevormd. Door historische taalvoorschriften te vergelijken met een multi-genre taalgebruikscorpus, onthullen we diverse scenario’s van prescriptieve invloed. Dit werpt nieuw licht op de relatie tussen normen en taalgebruik, en de rol van normen in de standaardiseringsgeschiedenis van het Nederlands.

11:30-12:00 Mislukte standaardisatiepogingen in de geschiedenis van het Nederlands: tussen innovatie en conservatisme
Nelle Simonet, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België / FWO Vlaanderen, Brussel, België

In het kader van dit project over mislukte standaardisatiepogingen in de Nederlandse taalgeschiedenis (1550-1850) wordt, naast de rol van grammatici, literaire auteurs en schoolmeesters, ook de rol van drukkers uitgelicht. Hoewel hun invloed op de selectie en verspreiding van taalkundige varianten via drukpraktijken nauwelijks te overschatten valt, richten wij ons juist op twee mislukte pogingen, daterend uit de tweede helft van de zeventiende eeuw tot de eerste helft van de negentiende eeuw. Het gaat enerzijds om de toen innovatieve, fonologisch en morfologisch gemotiveerde accentspelling, en anderzijds clisis, die na het Middelnederlands toch bleven opduiken in drukken met een conservatief spellingprofiel. Vanuit het perspectief van mislukte standaardisatie wordt de wisselwerking tussen innovatie en conservatisme onderzocht, en reflecteren we op wat deze onsuccesvolle pogingen ons kunnen leren over het selectieproces van standaardisatie.

12:00-13:00 LUNCH

13:00-13:30 Invloed van standaardisatie en taalcontact met Fries op ouder Nederlands in Fryslân
Reitze Jonkman, Fryske Akademy, Leeuwarden, Nederland

Een van de niches waar het ouder Nederlands zich als een ‘levend fossiel’ heeft gehandhaafd, is in de meertalige omgeving van Fryslân. De stadsdialecten (o.a. van Leeuwarden en Sneek) en plattelandsdialecten als het Bildts, het Midslands (Terschelling) en het Amelands hebben hun oorsprong in het (dialectale) laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Nederlands. Centraal in het onderzoek van Het Friese ‘Nederduits’ staat de vraagstelling hoe de standaardisatie van het Nederlands en de taalkundige invloed van het Fries deze Nederlandse variëteiten een eigen sociale en taalkundige identiteit hebben gegeven. Met een multidisciplinaire aanpak wordt vanuit historisch, taalsociologisch en (socio)linguïstisch perspectief (triangulatie) hierop een antwoord geformuleerd. Historisch bekeken hebben een ontfriesende migratie (vanaf 1400), de Unie van Utrecht (1579) en de patriottische beweging (na 1750) hierop een grote invloed gehad. Taalsociologisch is van belang geweest dat er in de achttiende eeuw een streven naar een eenheidstaal ontstond op basis van het Hollandse Nederduits die de andere, o.a. het Friese Nederduits, uitsloot en specifieke sociale entiteiten als (stads)dialecten deed ontstaan (o.a. Leeuwarders en Bildts). Sociolinguïstisch kan vastgesteld worden dat vooral veel taalkundige elementen van het ouder Nederlands (bv. sc(h)rieven, dusent, butter, speulen, twie, bringe, jou binne, du/dou hest, dyn) door een lager prestige in de dialecten bewaard zijn gebleven en door taalcontact elementen van het Fries (bv. jimme, falle laten) zijn opgenomen. Hierdoor hebben deze Nederlandse variëteiten tot op de dag van vandaag een eigen identiteit tussen het Nederlands en het Fries gekregen. Contemporaine naamgevingspraktijken c.q. dialectologische indelingen van deze variëteiten met o.a. ‘(Fries) Nederduits’, ‘(Stads)Fries’, ‘Stads’ of ‘mengtaal’ (‘vlees noch vis’) vormen een belangrijk onderdeel van de beantwoording van de historische vraag ‘wie es eigentlich gewesen’ is.

13:30-14:00 Schriftelijke sporen van oraliteit: 19e-eeuwse armenbrieven versus getuigenissen
Emma Lambrecht, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België

Door de afwezigheid van geluidsopnamen in een groot deel van de geschiedenis zijn geschreven teksten vaak de enige bron voor historische sociolinguïsten die vroegere spraak onderzoeken (bv. Martineau, 2013, p.130). Hoewel dergelijke documenten zelden een letterlijke weergave van gesproken taal zijn (zie Serwadczak, in voorbereiding), kan een vergelijking van teksttypen met verschillende relaties tot spraak waardevolle inzichten in historische spraakgebeurtenissen bieden (Rissanen, 2000, p.188). Deze studie beoogt daarom een bijdrage te leveren aan ons begrip van (Nederlandstalige) gesproken variëteiten uit het verleden door twee spraakgerelateerde teksttypen naast elkaar te plaatsen: ‘speech-like’ armenbrieven en ‘speech-based’ getuigenissen. Deze teksten vertegenwoordigen respectievelijk een vervanging van gesproken communicatie en een schriftelijke neerslag van een spraakgebeurtenis (zie Culpeper & Kytö, 2010). Beide deelcorpora zijn afkomstig uit West-Vlaanderen en dateren uit de periode 1837-1890. Om de afstand van elk teksttype tot spraak te bepalen, bestuderen we drie taalkundige variabelen: (1) een korte(re) gemiddelde woordlengte, een ruwe indicator van oraliteit; (2) het gebruik van paratactische structuren met het voegwoord ‘en’, een algemeen spraakfenomeen; en (3) het behoud van West-Vlaamse uitgangen (-e,-t,-en) bij werkwoorden in de eerste persoon enkelvoud van de indicatief presens (bv. ‘ick loope’ vs. ‘Ick loop’), een specifiek kenmerk van West-Vlaamse variëteiten. Hierbij wordt er een kwantitatieve analyse uitgevoerd vanuit zowel een synchroon als diachroon perspectief. De resultaten tonen aan dat ‘speech like’ armenbrieven een getrouwere weergave van historische spraak kunnen bieden dan ‘speech based’ getuigenissen; waar het eerste teksttype meer orale vormen en variatie bevat, wordt het tweede vooral gekenmerkt door gestandaardiseerde vormen en uniformiteit. Vanuit een sociolinguïstisch oogpunt concluderen we dat de scribenten van de armenbrieven een zekere vrijheid in hun pen hielden, terwijl die van de getuigenissen in toenemende mate een a priori opgesteld schriftelijk format volgden.

14:00-14:30 Corpus Vlaamse strafrechtelijke dossiers (1700-1900) als studiemateriaal: kansen en uitdagingen voor historische sociolinguïstiek van het Nederlands
Magda Serwadczak, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België / Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België

Historische documenten die afstammen van authentieke gesproken communicatie zijn bijzonder waardevol voor sociolinguïstisch onderzoek, omdat ze nieuwe inzichten kunnen bieden in de dagelijkse omgangstaal van weleer. Toch heeft eerder onderzoek aangetoond dat de betrouwbaarheid van zulke bronnen vaak beperkt is. Deze studie onderzoekt een corpus van Vlaamse strafdossiers (1700-1900) om te beoordelen in hoeverre deze de authentieke mondelinge verklaringen van getuigen weergeven. Daarbij ligt de focus op de transformatieve processen die de overgang van het gesproken naar het geschreven woord karakteriseren, met speciale aandacht voor de institutionele context waarin deze documenten werden geproduceerd.

14:30-15:00 De status van het Nederlands in een meertalige maatschappij door de eeuwen heen
Miet Ooms, KU Leuven, Leuven, België

De evolutie van de Nederlandse taal door de eeuwen heen is al meer dan eens beschreven. Klinkers verdoften, medeklinkers verschoven, naamvallen vlakten uit, woorden verdwenen en nieuwe woorden zijn ontstaan. Maar hoe zat het met de status van dat Nederlands? Hoe is onze taal geëvolueerd van een ratjetoe aan dialecten naar een taal van de overheid, het onderwijs, het gerecht en de wetenschap? Waarom is men op een gegeven moment aan taal beginnen timmeren? Welke talen werden er zoal gesproken in de Lage Landen en in welke verhouding stonden die tegenover het Nederlands? Wanneer werd het gebruik van het Nederlands juridisch beregeld en wat was de aanleiding? Welke talen hebben er model gestaan voor de Nederlandse grammatica? Met andere woorden: wanneer en waarom zijn we Nederlands belangrijk gaan vinden? In deze lezing stappen we met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis. We staan stil bij documenten (zoals het Groot Privilege van Maria van Bourgondië), publicaties (zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal) en gebeurtenissen (zoals ‘Leuven Vlaams’) die ons iets vertellen over de verhouding tussen de oorspronkelijke volkstaal van de Lage landen en de andere talen die er gesproken en geschreven werden (Latijn, Frans, Duits, Engels). Aanleiding is het boek ‘Van vogala tot noncha. Het historische verhaal van de Nederlandse taal’ (voorlopige titel!), waarin ik de geschiedenis van de Nederlandse taal beschrijf aan de hand van een kleine zestig ‘mijlpalen’: publicaties en gebeurtenissen die iets vertellen over de status en de evolutie van de taal in de Lage Landen. Het boek begint bij de oudste inscriptie in een Indo-Germaanse taal en eindigt bij de jongerentaal vandaag. Het boek verschijnt einde mei 2025 bij Borgerhoff & Lamberichts.

Donderdag 28 augustus
Zaal LIC 5.14
Learning & Innovation Center - Vrije Universiteit Brussel

10:30-11:00 Hoogmiddeleeuwse Franse ontginningstoponiemen in de noordelijke Nederlanden
Alexia Elise Kerkhof, Fryske Akademy, Leeuwarden, Nederland

Deze lezing gaat over de invloed van Oudfranse terminologie op de middeleeuwse nederzettingsgeschiedenis van de Lage Landen en presenteert voorbeelden van lexicale uitwisselingen die zich vanuit de tweetalige grensregio in België naar het zuiden van Nederland verspreidden. Het onderzoek betoogt dat de Zuid-Nederlandse toponiemen 'saert', 'triest' en 'mortel' de hoogmiddeleeuwse verspreiding van technologische en organisatorische expertise uit het zuiden weerspiegelen en stelt dat feodale ambtenaren een rol speelden bij het introduceren van Romaans onomastisch materiaal in het Nederlandse toponymische landschap. Door een geografische analyse van historische toponymische gegevens wordt de distributie van deze namen inzichtelijk gemaakt. Deze toponymische resultaten passen binnen de bredere trend van lexicale uitwisselingen tussen het Middelnederlands en het Oudfrans. Dit onderzoek benadrukt bovendien het belang van onomastische databanken en de toepassing van GIS-software om de dynamiek van historische naamgeving in kaart te brengen. De resultaten dragen bij aan een beter begrip van de complexe interacties tussen taal, cultuur en macht in de middeleeuwse Lage Landen.

11:00-11:30 Sinds wanneer heet het Nederlands “Nederlands”? Een onderzoek naar taalnamen in eentalige en meertalige grammatica’s
Ulrike Vogl, Universiteit Gent, Gent, België
Machteld de Vos, Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen, Nederland / Instituut voor de Nederlandse Taal, Leiden, Nederland

Nederduits, Duits, Flamengo, Vlaams, Hollands, Tedesco – de manieren waarop in de vroegmoderne tijd naar de taal in de Lage Landen werd verwezen, waren allesbehalve uniform. Ons onderzoek naar taalbenamingen in eentalige grammatica’s (zoals Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst) en meertalige grammatica’s (zoals Colloquia, et dictionariolum) toont aan dat de grenzen tussen wat wij vandaag “het Nederlands”, “het Duits” of “het Deens” noemen, in de zestiende eeuw nog tamelijk diffuus waren. De (mentale) indeling van deze volkstalen bleef bovendien nog lang daarna variabel of werd bewust opengehouden.

11:30-12:00 Meertalige gespreksboeken als nieuwe bron voor historisch taalkundig onderzoek naar vroegmodern (gesproken) Nederlands
André Kött, Universiteit Gent, Gent, België

Deze lezing gaat in op de meerwaarde van meertalige gespreksboeken als bron voor onderzoek naar vroegmodern Nederlands. Dit gebeurt aan de hand van een analyse die inzichten biedt in beleefdheidsstrategieën en de rol van sociale hiërarchie bij het gebruik van nominale aanspreekvormen binnen deze vroegmoderne gespreksboeken.

12:00-12:30 Vooruitblik en discussie
Philipp Krämer, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, België

In de laatste sessie blikken we kort terug op de lezingen, en proberen we enkele thema’s en vragen bij elkaar te bregen, als basis voor een discussie met het aanwezige publieke, en als input voor een vooruitblik op toekomstig onderzoek.

12:30-13:30 LUNCH