Panel Letterkunde
Datum Vrijdag 29 augustus
Lokaal 01 D 001
Starttijd 10:30
Abstract
Bij het begrip ‘meertaligheid’ denken we wellicht in de eerste plaats aan talen die door mensen worden gesproken. In dit panel willen we dit begrip echter opvatten als ‘meer-dan-menselijke-taligheid’. Aan het einde van zijn Philosophical Investigations schrijft Wittgenstein dat als een leeuw kon spreken, we hem niet zouden kunnen begrijpen (geciteerd in Despret 2008). Die gedachte van de sprekende leeuw roept taalfilosofische en epistemologische vragen op. Hoe verhoudt de communicatie van niet-menselijke dieren zich tot (menselijke) taal? Op welke manier kunnen mensen de stem van het niet-menselijke dier begrijpen en representeren? Onderzoekers zoals filosoof Eva Meijer (2017, 2018) of taalkundigen Leonie Cornips en Marjo van Koppen (2023) betogen dat niet-menselijke dieren taalsystemen gebruiken en dat menselijke en niet-menselijke dieren elkaar kunnen (leren te) begrijpen.
We benaderen deze meer-dan-menselijke-taligheid vanuit een letterkundig perspectief en verkennen hoe de Nederlandstalige literatuur ruimte creëert voor een meer-dan-menselijke, meerstemmige wereld. In de eerste plaats willen we nadenken over de plaats van dierlijke stemmen in literatuur. In hoeverre worden in Nederlandstalige fictie ook andere dieren als taalcreatieve wezens beschouwd? Welke dierentalen worden er weergegeven? Op welke manieren hebben verhalen met dieren als vertellers en/of personages in heden en verleden bijgedragen aan de emancipatie van het dier en aan de dierenbescherming? Welke theoretische perspectieven zijn er binnen de Animal Studies ontwikkeld over diergerichte en/of antropomorfiserende representaties en vertelwijzen (vgl. De Raat en Vitse 2022)?
Daarnaast vatten we het meer-dan-menselijke breder op dan het niet-menselijke dier. Hoe verbeelden hedendaagse auteurs als Mariken Heitman de ontologische, politieke en affectieve relaties tussen het menselijke en het meer-dan-menselijke in grotere ecosystemen? Welke technieken worden gebruikt om recht te doen aan de perspectieven van het meer-dan-menselijke, bijvoorbeeld het communicatievermogen van planten en andere natuurelementen? Ten slotte stellen we de vraag welke perspectieven op taal (en cultuur) door ecocentrische leeswijzen aan het licht kunnen komen.
We presenteren in dit panel vier lezingen en sluiten af met een discussie waarin we onder meer ingaan op de positie van Animal Studies binnen de neerlandistiek zoals die internationaal wordt beoefend.
Omschrijving bijdragen
Moderatie door Sven Vitse, Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
10:30-11:00 Niet-menselijke dieren als gesprekspartners in Nederlandse romans.
Barbara Fraipont, UCLouvain Saint-Louis Bruxelles, Brussel, België
In hedendaags Nederlandstalig proza komen dieren vaak als kompanen, metgezellen (‘companion species’) voor. In deze bijdrage wil ik focussen op communicatie- en creatief vermogen bij nietmenselijke dieren. Vanuit dat opzicht bestudeer ik het samenleven tussen mensen en andere dieren en de plaats van niet-menselijke dieren in Maartje Wortels Dennie is een star (2019) en Marieke De Maré’s Ik ga naar de schapen (2024). In beide korte Nederlandse romans kunnen bepaalde dieren als metgezel en haast als gesprekspartner van de menselijke protagonisten worden beschouwd. Door aan het dier communicatie toe te kennen, worden de grenzen van de menselijke taal en het menselijke representatiesysteem in vraag gesteld en uitgebreid. Hoe geven deze teksten enerzijds meer-dan-menselijke taalvermogen weer en hoe creëert de tekst anderzijds ruimte voor nietmenselijke agency? Welke poëticale en politieke effecten kunnen hieraan verbonden worden? Deze vragen worden in beide romans verkend aan de hand van sociologische en historische (o.a. Bruno Latour, Éric Baratay) alsook ethologische en filosofische (o.a. Eva Meijer, Vinciane Despret) inzichten.
11:00-11:30 Hoe de tuin van Mariken Heitman de toren van Babel werd
Daniela Průšová, Masaryk Universiteit Brno
Communicatie met andere levende wezens blijft een uitdaging voor mensen. Er bestaat geen universeel medium waarmee dieren, planten en andere niet-menselijke entiteiten ons kunnen verstaan, zoals taal dat doet tussen mensen. Tegelijkertijd is de strikte scheiding tussen mens en natuur onhoudbaar geworden: mensen zijn onmiskenbaar ingebed in grotere zoölogische en ecologische systemen, waarvan zij afhankelijk zijn voor voeding, grondstoffen en klimaat. Dit idee van verbondenheid staat centraal in De mierenkaravaan (2024) van Mariken Heitman. De tuin in haar roman fungeert als een metafoor voor een ecosysteem waarin dieren, planten en mensen in harmonie proberen samen te leven. Heitman schept een sfeer waarin alle levende wezens ruimte en stem krijgen – in de tekst weerklinken zoogdieren, insecten, vogels, bacteriën en zelfs de compost. Deze bijdrage richt zich op de narratologische technieken waarmee Heitman deze meerstemmigheid vormgeeft. Hoe laat ze het nietmenselijke spreken binnen de context van de tuin? En hoe draagt deze polyfonie bij aan een herijking van de relatie tussen mens en meer-dan-menselijke entiteiten?
11:30-12:00 Emancipatie van het dier in de jeugdliteratuur van Annie M.G. Schmidt
Wendela de Raat, Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland
Jeugdliteratuur is sinds het ontstaan ervan onlosmakelijk verbonden met dieren. De afgelopen twee eeuwen zijn deze dieren een belangrijk middel geworden om kinderen op te voeden. Jonge lezers worden uitgenodigd zich met dieren te identificeren. Die directe kind-dier-associatie wordt meestal verklaard vanuit de romantische gedachte dat dieren en kinderen nog onderdeel zijn van de natuur. Anders dan in volwassenenliteratuur zijn mens en dier – of eigenlijk kind en dier - in jeugdliteratuur daarom vaak elkaars gelijke. Ze bevinden zich in een gelijkaardige afhankelijkheidsrelatie tot de volwassen. Maar onze visie op kinderen is in de afgelopen twee eeuwen veranderd en daarmee ook de verhouding tussen kind en volwassene. Met de verhalen van Annie M.G. Schmidt wordt duidelijk dat het kind zich niet zomaar meer in een ondergeschikte rol laat drukken. Wat betekent deze emancipatie van het kind voor de positie van het dier in jeugdliteratuur? Bieden verhalen over opstandige kinderen kansen voor een emancipatie van het dier en een gelijkwaardige verhouding tussen mens en dier?
12:00-12:30 'Met haar sprak hij spreeuwentaal'. Mensen en vogels in 'Birk' en 'KliFi'
Marco Prandoni, Università di Bologna, Bologna, Italië
In deze bijdrage wil ik me richten op twee Nederlandstalige romans waarin de hoofdpersonen een speciale relatie aangaan met vogels: het kind Mikael met twee meeuwen in Birk, de debuutroman van Jaap Robben (2014) en de oudere man Jákob met een zwerm spreeuwen in KliFi van Adriaan van Dis (2021). Deze romans hebben ogenschijnlijk weinig raakvlakken, maar beide voeren getraumatiseerse, vereenzaamde menselijke personages op die zich steeds meer terugtrekken, zowel emotioneel als fysiek, uit het contact met andere mensen en manieren zoeken om – ook talig – te communiceren met vogels. In hoeverre is dit slechts het product van de verbeelding van twee fantasten? Aan de hand van een ecokritische analyse zal ik de representatie van de communicatie tussen deze vogels en hun menselijke gesprekspartner onderzoeken en de manier waarop deze pogingen de grenzen van taal als voorbehouden aan de menselijke soort bevragen en agency verleggen, binnen fictionele werelden, naar niet-menselijke dieren. Daarnaast zal ik de zoopoëtische functie van het dier in Van Dis’ roman in verband brengen met de klimaatfictie van filosoof Eva Meijer: niet-menselijke dieren nemen traditioneel een bijzondere positie in in dystopische teksten, en des te relevanter is dit element in het geval van ecodystopieën.
12:30-13:00 Planten vol verhalen: Tuinen en planten in hedendaagse jeugdliteratuur
Eszter Simonfi, Eötvös Loránd Universiteit, Boedapest, Hongarije
Hoewel animal studies de afgelopen decennia een prominente plaats heeft veroverd binnen de literatuurwetenschappen, is er minder aandacht voor planten en hun rol in de meer-dan-menselijke wereld. Terwijl animal studies zich richt op de grens tussen menselijke en niet-menselijke dieren, onderzoekt critical plant studies (CPS) de complexe verhouding tussen planten en dieren. Deze bijdrage onderzoekt hoe planten worden gerepresenteerd in hedendaagse Nederlandstalige kinderen jeugdliteratuur. Het theoretische kader combineert ecokritiek en CPS en maakt gebruik van twee modellen. Het eerste model, Culture-in-Nature, analyseert de dynamiek tussen mens en natuur door natuurrepresentaties te plaatsen op een continuüm van antropocentrisch naar ecocentrisch, en van bewonderend naar problematiserend ten opzichte van de natuur. Het tweede model, de Phyto-Analyse Map, brengt concepten van CPS in kaart door middel van een bloemvormig model, waarbij de bloemblaadjes elk gelinkt zijn aan theoretische observaties en hun toepasbaarheid voor de analyse van plantenrepresentaties in jeugdliteratuur. Dit raamwerk biedt een gestructureerde benadering om de rol en betekenis van planten in literaire werken te identificeren, en helpt om verborgen planten in teksten zichtbaar te maken. De analyse wordt toegepast op werken uit de Nederlandstalige jeugdliteratuur waarin planten een prominente rol spelen in de verhaallijn of symboliek. Zo worden de metamorfose van de tuin in Lampje, de agency van de boom in De boom met het oor (Annet Schaap), en de dier-plantrelatie in De tuin van een walvis (Tellegen) met elkaar vergeleken vanuit een ecokritisch perspectief. Door deze selectie van teksten te analyseren, wordt onderzocht of planten fungeren als metaforisch middel voor de menselijke wereld, als decor, of als entiteiten met een eigen ontologie en agency. Daarnaast wordt bekeken of er interactie bestaat tussen planten en dierlijke entiteiten en in hoeverre detalige uitdrukking hiervan bijdraagt aan een meertaligheid van de meer-dan-menselijke wereld.
13:00-14:00 LUNCH
14:00-15:00