Panel Taalkunde
Datum Donderdag 28 augustus
Lokaal LIC 3.03
Starttijd 10:30
Inleiding
In de vroegmoderne tijd vertrokken mensen vanuit de Lage Landen, maar verhuisden er ook mensen naartoe, om uiteenlopende redenen zoals handel, economische tegenspoed, religieuze vervolging en studie. Hierdoor kwam het Nederlands in contact met vele andere talen. Naar aanleiding van de publicatie van de essaybundel Dutch and Contact Linguistics (John Benjamins, 2025) onderzoekt dit panel de gevolgen van dit contact tussen het Nederlands en andere talen in vroegmodern Europa.
Omschrijving bijdragen
Taalcontact in vroegmodern Norwich
Christopher Joby, University of East Anglia, Norwich, Engeland
In de vroegmoderne tijd gingen duizende Nederlandstaligen naar Engeland vanwege religieuze vervolging en economische tegenspoed. Deze bijdrage onderzoekt de gevolgen van taalcontact in Norwich tussen Nederlandstalige migranten, en Franstalige migranten en lokale Engelstaligen. Tot de contactfenomenen die hij analyseert behoren code switching, vertaling en taalcompetitie.
Nederlands-Poolse tweetaligheid in de zeventiende eeuw: Nieuwe onderzoeksrichtingen
Paul Hulsenboom, Radboud Universiteit, Nijmegen, Nederland
De zeventiende eeuw was een bloeitijd voor Nederlands-Poolse tweetaligheid. Deze bijdrage onderzoekt hoe mensen in Nederland en het Pools-Litouwse Gemenebest elkaars talen konden leren kennen, en analyseert vier plaatsen waar Nederlands-Poolse tweetaligheid voorkwam: Gdańsk, Franeker, Leiden en Amsterdam.
Het protestantisme en de uitstraling van het Nederlands in de 17de eeuw
Gina Kavaliūnaitė, Vilnius University, Vilnius, Litouwen
De Nederlandse Republiek werd in de zeventiende eeuw een invloedrijke protestantse mogendheid. De Statenbijbel (1637) kreeg weerklank in verschillende Europese landen waaronder het PoolsLitouwse Gemenebest. De 17de-eeuwse calvinistische Litouwse bijbelvertaling van Chylinski is gebaseerd op de Statenvertaling. Deze bijdrage gaat in op de omstandigheden waarin deze vertaling totstandkwam en bespreekt verschillende opvallende kenmerken ervan.
Nederlands als bemiddelende taal tussen Engels en Duits in de vroegmoderne tijd
Pia Awater, Universität Duisburg-Essen, Essen, Duitsland
Ute K. Boonen, Universität Duisburg-Essen, Essen, Duitsland
In de vroegmoderne periode vormen indirecte vertalingen – dat zijn vertalingen waarbij de vertaler niet de oorspronkelijke tekst raadpleegt, maar een andere vertaling – een essentiële vorm van transfer tussen talen, landen en culturen in Europa (en ook daarbuiten). Deze andere vertaling fungeert dan als bemiddelende of intermediaire vertaling. Ons project onderzoekt welke rol en welke betekenis de Nederlandse taal als bemiddelende taal in de vroegmoderne tijd had. De focus ligt hierbij op Engelse bronteksten en hun vertalingen via het Nederlands naar het Duits. Hoewel de Nederlandse Republiek als ‚Le magasin de l‘univers‘ in de 17e eeuw geldt en drukkerijen en uitgevers in de Republiek bijzonder productief waren, is de betekenis van de Nederlandse taal in intermediaire functie tot nu toe nauwelijks onderzocht.Wij willen hier de resultaten van een deel van ons project presenteren.
Uitgaande van de inventarisatie van transparante, reeds bekende indirecte vertalingen hebben we `suspicious candidates’ opgespoord. Deze gevallen hebben we op verschillende manieren onderzocht om te verifiëren dat het om een indirecte vertaling via het Nederlands gaat: door een nauwkeurige vergelijking van de titelpagina’s, de inhoudelijke analyse van parateksten (zoals voorwoorden) en een gedetailleerde vergelijking van de vertaling op linguïstisch niveau. Dit gebeurde telkens voor drie versies: de Engelse uitgangstekst, de Duitse vertaling en een potentiële intermediaire Nederlandse vertaling.
Onze resultaten uit de eerste onderzoeksfase laten al zien dat er nog een heleboel onontdekte indirecte vertalingen zijn en we onze speurtocht moeten voortzetten. Bovendien hebben we door de analyse van de parateksten uiteenlopende motieven van de vertalers gevonden om voor een indirecte vertaling te kiezen en de tussenstap via een Nederlandse vertaling te nemen. Onze hypothese dat het Nederlands in de vroegmoderne periode een belangrijke functie als bemiddelende taal tussen Engels en Duits had, kunnen we aan de hand van deze resultaten bevestigen.
12:30-13:30 LUNCH
Een Surinaamse boekenkast in de achttiende eeuw
Hilde Neus, Universiteit van Suriname, Paramaribo, Suriname
In Internationale Neerlandistiek 2024-1 is een artikel opgenomen van Alicia Montoya, ‘Eene zeer Aanzienlijke verzameling Boeken’. Wat een variatie aan boeken - in diverse talen - was er aanwezig in privécollecties! Als aanvulling op dit artikel presenteer ik een onderzoek naar wat er zoal gelezen werd in Suriname. Op de site literatuurgeschiedenis.org staat een bijdrage over ‘Vrouwen en lezen in het achttiende eeuwse Suriname’ van mijn hand, dat voor deze presentatie is uitgebouwd.
Het boekbedrijf wordt in ogenschouw genomen (zie Van Kempen, 2003) en de vraag gesteld of lezers binnen een koloniale samenleving kennis tot zich namen via boeken, die werden aangevoerd, geadverteerd in kranten en terechtkwamen in openbare of privébibliotheken. Wat was de boekproductie in en over Suriname zelf? Hoe bleef men op de hoogte van wat er verscheen, en in welke literatuur was men geïnteresseerd; welke (verlichtings)auteurs stonden in de tropische boekenkast? De bibliotheek van de Joodse A. Cohen Nassy is beschreven (Cohen, 1991) en daaruit blijkt de grote diversiteit aan thematiek en talen. In deze meertalige diverse koloniale samenleving speelden tolken dan ook een belangrijke rol. Daarnaast kan inventarisatie en analyse van enkele andere boekverzamelingen, zoals die van Henriëtta Benelle de La Jaille (1757) nader inzicht bieden in wat men (ook vrouwen) zoal las. Of die van de ‘Vrije Neeger’ John West, van wie de boeken werden geïnventariseerd in 1764.
In het overdenken van het boekbedrijf kan meegenomen worden hoe er op de intersectie van kleur, klasse en gender gelezen en geschreven werd. En of literatuur een factor van belang was bij identiteitsbepaling, burgerschapsvorming en cultuuruitingen.
De uitstraling van de 17de-eeuwse Republiek op protestants Midden-Europa
Stefan Kiedrón, Universiteit Wrocław, Wrocław, Polen
Deze lezing sluit nauw aan bij de lezingen van Panel “Nederlands en taalcontact in vroegmodern Europa” over o.a. de Nederlands-Poolse taalcontacten (Hulsenboom) en het protestantisme in het Pools-Litouwse Gemenebest (Kavaliūnaitė). Het uitgangspunt is de vraag, langs welke wegen de rijke academische, literaire en confessionele relaties tussen Gdansk, Vilnius, Leiden, Amsterdam en ook tussen Wroclaw, Utrecht en Franeker tot stand kwamen. Deze relaties werden – hier komt de uitwerking van de vraagstelling – enerzijds ontwikkeld langs de toen ‘universele’ weg van de universitaire studies; concreet via de ‘Peregrinatio Academica’ naar de Noord-Nederlandse universiteiten. Anderzijds ontstonden ze via contacten met Protestantse ‘broeders in het geloof’ in de Republiek. Er waren talrijke belangrijke protestantse persoonlijkheden uit Polen en Litouwen die naar hier kwamen – vooral in de bloeiperiode van de Noordelijke Nederlanden. Onder hen waren de Poolse aristocraat Jan Andrzej Morsztyn, de kleinzoon van Faustus Socinus Andrzej Wiszowaty (+1678 in Amsterdam), de calvinistische prins Janusz Radziwill (zijn Litouwse naam: Jonusas Radvila) of de aanvankelijk calvinistische prins Janusz Zaslawski, ‘Dux Palatinati Kioviensis’ (zijn Roetheense naam: Janusz Zaslavskyj). De Nederlandse universiteiten, de grootste steden waren het reisdoel (soms het asylum) voor honderden Polen, Litouwers, Roethenen (vandaags perspectief: Oekraïners); velen van hen werden later in hun land dichters, dominees, belangrijke ambtenaren van de staat. De blik wordt verruimd: er zullen hier ook belangrijke persoonlijkheden uit toenmalig Habsburgs Silezië (hoofdstad: Wratislavia, vandaag in Polen) worden gepresenteerd. Onder hen ook de (latere) dichters, zoals Andreas Gryphius of Christian Hofman von Hofmanswaldau. Als conclusie zal het antwoord op de in het begin gestelde vraag worden gegeven. Waren deze relaties het resultaat van individuele lotgevallen of was het (om een modern woord te gebruiken) een net- en wisselwerking tussen de Republiek en het multinationale Midden-Europa? Dat zal ook in de gezamenlijke discussie binnen deze panel blijken.
Een Nederlands-Duitse taalstrijd: De Hoogduitse predikantenpositie in Emden
Gijs Altena, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, Nederland / Carl von Ossietzky Universität, Oldenburg, Duitsland
In het kader van het project Grenzgänger in Ostfriesland – Alltag und Kultur in der Frühen Neuzeit (Rijksuniversiteit Groningen & Carl von Ossietzky-Universität Oldenburg) verricht ik onderzoek naar de positie van het Nederlands in de Duitse regio Ostfriesland. Vanaf grofweg 1650 tot 1880 werd naast het Hoogduits en het Nederduits het Nederlands gebruikt in onder meer de kerk, de handel, het onderwijs en literatuur. Met name het geloof speelde voor de taalgeschiedenis van Ostfriesland een belangrijke rol. In deze meertalige en multiconfessionele regio waren taal en confessionele identiteit nauw met elkaar verbonden: het Hoogduits fungeerde als de taal van de Lutheranen met Aurich als centrum, het Nederlands als de taal van de gereformeerden en doopsgezinden met Emden als centrum. Hoe hard deze talig-confessionele tegenstelling ook mag schijnen en zeker ook regelmatig beleefd werd, er waren ook uitzonderingen. De positie van de zogenaamde “Hoogduitse predikant” in de Nederduits-gereformeerde kerkgemeente van Emden biedt in dit kader een waardevolle casus. De positie was eind zeventiende eeuw ontstaan in aanvulling op de vijf overige Nederlandstalige predikanten en bood regelmatig aanleiding voor conflict, waarin kwesties met betrekking tot taalpolitiek, machtspolitiek, confessionele identiteit en culturele identiteit terugkerende thema’s waren. Kerkenraadsnotulen, brieven en andere documenten rondom de conflicten over de Hoogduitse predikantenpositie zijn bewaard gebleven in het archief van de Johannes a Lasco-Bibliothek te Emden. Een analyse van dit materiaal biedt inzicht in de omstreden positie van de Hoogduitse predikant en laat zien hoe deze strijd zich door de eeuwen heen ontwikkelde onder invloed van wisselende politieke en culturele ontwikkelingen, zoals wisselende machthebbers en het opkomend Duitsnationalisme. Daarmee vormt deze casus een verdiepende en nuancerende toevoeging op de geschiedenis van het Nederlands in een meertalige context.